De oud-materiaalman van v.v. Viod
vrijdag, augustus 26, 2011bekeek de klandizie en kwam tot de conclusie dat het stuk voor stuk onbekende gezichten waren. Echter, achterin zat een man aan de bar die mij niet onbekend voorkwam. Ik herkende hem, toen hij zich omdraaide, op staande voet. Het was de oud-materiaalman van v.v. Viod, Theo. Je zou het niet zeggen, maar ik heb in mijn jeugd een blauwe maandag bij de pupillen van voetbalvereniging Viod gevoetbald. Aldaar was ik laatste man, maar ik bakte er niets van. Mijn voetballoopbaan duurde dan ook niet lang. Theo zorgde er toentertijd voor dat onze voetballen opgepompt waren, het gras gekortwiekt en de kalklijnen spierwit. Hoewel ik kort bij Viod betrokken was, had ik een goede band met Theo. Hij was een buitengewoon humoristische man die altijd zat te grappen en grollen. Ik bemerkte dat de oud-materiaalman van v.v. Viod veranderingen had doorgemaakt. Zijn pretogen hadden plaatsgemaakt voor doffe kijkers die leed verrieden en hij zag er niet fit meer uit. Theo was getransformeerd in een corpulente, chagrijnige grijsaard met levervlekken, die met een glas bier en een kop koude tomatensoep eredivisiewedstrijden op een vettig breedbeeldscherm in het armoedige eetcafé analyseerde. Zijn analyses waren hoogstwaarschijnlijk even lamentabel als die van de andere zestien miljoen bondscoaches.
Laat ik vooropstellen dat ik wel een heel idyllisch beeld zou kunnen schetsen van de ambiance, doch de waarheid was dat ik me in een kuttent bevond en aldaar met lede ogen de teloorgang van mijn goede, oude materiaalman registreerde. Ik nam zetel op mijn vaste zitplaats en bestelde bij Teus het 'bouwvakkerspakket'. Nu, over Teus viel ook niets verkeerds te zeggen, tenzij je zijn koeterwaals, persoonlijkheid, uitstraling, hygiëne en intelligentie meetelt. Hij was een droeftoeter die met de gastronomische vaardigheden van een gecastreerde ezel een patatje voor je stond te versjteren. En tevens was hij de uitbater van het eetcafé. Teus had drie jaar geleden de 'bouwvakkerspakketten' geïntroduceerd en deze waren sedertdien een groot succes. Het pakket bestond uit een grote portie friet met een frikandel of kroket, een bal gehakt van 500 gram en een frisdrank naar eigen keuze. Tenzij je voor een AA'tje koos, in dat geval moest je € 0,10 bij het tarief van het 'bouwvakkerspakket' optellen. Ik vond die belachelijke bijtelling altijd al een soortement van melancholische symboliek of symbolische melancholiek voor het eetcafé. Teus meesmuilde iets onverstaanbaars, pakte daarna met zijn smoezelige vingers een handvol friet en wierp dat met hetzelfde ongenoegen als een Dobermann die na een plensbui zijn vacht droog schudt, in het frituurvet. Aan de andere kant van de bar keek Theo, gezeteld op een barkruk, nog steeds geconcentreerd naar het breedbeeldscherm aan de muur en schudde zo nu en dan deerlijk zijn hoofd onderwijl hij van zijn bier slurpte. Ik vroeg me af of hij mij nog zou herkennen. Het leek er niet op. Theo keek zo nu en dan apathisch om zich heen en toen onze blikken elkaar kortstondig kruisten, percipieerde ik geen blijk van herkenning.
Teus wenkte me dat mijn 'maaltijd' geprepareerd was en plaatste het tjokvolle bord op de bar. Dat was zijn definitie van een geciviliseerde bediening. Ik stond op om het bord van de bar te pakken. Theo keek om en ik zag dat twee lusteloze ogen mij even gadesloegen. Toen wendde hij zijn blik weer op het vettige breedbeeldscherm. Nadat ik mijn 'bouwvakkerspakket' genuttigd had en aanstalten maakte om de zaak te verlaten, draaide de oud-materiaalman zich om en zei met een eufonische stem: 'Heb jij niet bij Viod gevoetbald?'. Zijn vraag waaruit herkenning klonk en de manier waarop hij mij aankeek stemden mij gelukkig. Kortstondig geluk, doch onomstotelijk vastgelegd. Ik antwoordde: 'Ja, en u bent toch de materiaalman van Viod geweest?' Hij knikte bedaard terwijl hij nog een slok van zijn gerstenat nam. 'Voetbal je nog steeds?', vroeg hij kort maar krachtig. 'Nee, al lang niet meer.', antwoordde ik. Theo nam nog een slok van zijn bier en veegde met de rug van zijn hand het schuim van zijn bovenlip. Toen zag ik de ogen van Theo weer glimmen zoals ze dat deden in vervlogen tijden.
'Goed zo', zei hij 'je bakte er toch niets van.'
Theo bleek toch een heel goede analyticus concipieerde ik en zijn humor had hij gelukkig ook niet verbeuzeld.
0 reacties